Na de langste formatieperiode ooit in onze parlementaire geschiedenis is het eindelijk zover. We hebben een nieuw kabinet, een uitstekende zaak aangezien enige leiding altijd nodig is, en een regeerakkoord. Het regeerakkoord is uiteraard al lek geschoten door de oppositie en in allerlei media. Met name de discussies over de doorrekeningen van het CPB verbazen mij altijd weer, aangezien het CPB nog nooit een adequate berekening heeft afgeleverd. Logisch, aangezien ze in hun berekeningen geen rekening houden met allerlei onvoorziene omstandigheden en factoren. Iedere planner in het bedrijfsleven kan hun dan ook vertellen dat een regeerakkoord niet meer is dan een richtlijn voor de komende jaren. Een richtlijn waar vanaf geweken wordt zodra de omstandigheden het toelaten. Planningen, prognoses en regeerakkoorden zijn dan ook niet meer dan elastiek. Daarmee sluit het regeerakkoord naadloos aan bij de waarde die we hechten aan een verkiezingsbelofte.
Maar genoeg over de gebakken lucht die een regeerakkoord is. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan de naam negeerakkoord. Laten we eens kijken naar de poppetjes die de gebakken lucht mogen realiseren. Ieder bedrijf kiest een stevige leiding op basis van competenties en vaardigheden. De uitzondering op de regel is trouwens het politieke bedrijf, daar verkrijg je een functie op basis van wie je kent en hoe goed je in de groep ligt. De gevolgen hebben we gezien bij Rutte II. Een Schoeversmeisje op Defensie, een oud rechercheur van de FIOD op Economische Zaken, een universitair docent informatierecht met buitengewoon verlof op Sociale Zaken en Werkgelegenheid en tevens vice-premier, een politicologe op Volksgezondheid en dat alles onder de bezielde leiding van een Minister-President afgestudeerd in geschiedenis. Tijd dus om onze nieuwe bewindslieden eens langs de meetlat te houden.
Lees verder “Even voorstellen; Rutte III “Vertrouwen in de toekomst””