Soms kan een mens trots worden op dingen die hij gepresteerd heeft of op mensen in zijn omgeving. Bijvoorbeeld op zijn vrouw, op zijn kinderen, op zijn werk, op een boekverbranding omdat het woord ‘neger’ er in staat of op het introduceren van gescheiden zwemlessen in zijn gemeente omdat hij de cultuur van ‘onze gasten’ met een keiharde moraalpaal wil respecteren vanachter zijn ambtelijke bureau. Zelf ervaar ik bijvoorbeeld trots bij het introduceren van woorden en termen die een nieuwe ontwikkeling in onze maatschappij duiden, of een oude ontwikkeling beter omschrijven vanwege linguïstische armoede uwerzijds. Althans, in mijn beleving. Eentje die voor mij het meest tot de verbeelding spreekt, is een kreet die ik medio juni 2014 de Twitter-ether inslingerde: leunstoelfeminisme. De reden hiervoor was een serie (inter)nationale ontwikkelingen die me enorm stoorden en die ik snel herkende als onderdeel van één van de meest laffe, hypocriete stromingen die de weerbaarheid van onze aankomende generatie van binnenuit uitholt: regressief links.