Afgelopen woensdag ontstond er ophef in Israël en de media over een VMBO-examenboek geschiedenis van uitgeverij Noordhoff dat onjuiste en anti-Israëlische passages zou bevatten. In Israël liep de verontwaardiging zo hoog op dat Israëlisch onderwijsminister Naftali Bennet staatssecretaris van onderwijs Sander Dekker belde om zich hier over te beklagen. Het grootste pijnpunt in de tekst volgens de Israëli’s is dat voormalig premier Menachem Begin ‘terrorist’ wordt genoemd. Hoewel veel media dit nieuws brachten, is tot nu toe nergens een historische analyse van de VMBO-tekst gepubliceerd om het waarheidsgehalte van de Israëlische beschuldigingen te controleren. Onafhankelijk historicus Jan Tervoort gespecialiseerd in het Israëlisch-Palestijns conflict analyseerde de tekst: Israël en de Palestijnen
1) Onder het kopje ‘Zionisme’ staat de zin : ‘Turkije was bang voor problemen met de Arabieren die er woonden, ofwel de Palestijnen’.
Om voor de Eerste Wereldoorlog van ‘de Palestijnen’ als volk of natie te spreken is feitelijk onjuist. Binnen het Ottomaanse Rijk in die periode was er wel sprake van een pan-Arabisch nationalisme maar van een Palestijns nationalisme is dan nog geen sprake. Palestina was onderdeel van 3 verschillende provincies van het Rijk en nog een traditionele landbouwsamenleving waar groepsidentiteit vooral bepaald werd door de clan, het dorp, een Arabische identiteit of overkoepelende religieuze identiteit. Omdat dit niet eenvoudig kort uit te leggen valt, is het dus correcter en neutraler om ‘ofwel de Palestijnen’ weg te laten in deze zin.
2) In hetzelfde stuk staat ‘De joden pasten zich niet aan’.
Dit is een vreemde zin die inderdaad geen andere functie lijkt te hebben dan ‘de joden’ (beter zou zijn zionisten of joodse immigranten) negatief af te schilderen. Deze zionisten waren immers naar Palestina gekomen – een gebied zonder duidelijke staatsrechtelijke status op dat moment, los van het Britse mandaat (van de Volkenbond) – om een eigen ’tehuis’ of ‘staat’ op te richten. Dat ze zich in dat geval niet aan zouden passen, kan ze niet aangerekend worden uiteraard. Bovendien, waaraan zouden ze zich aan moeten passen bij gebrek aan een staat met bijbehorende nationale cultuur? Ook is het onjuist om te stellen dat zionisten geen Arabisch spraken. Een aanzienlijk aantal deed dat namelijk wel om met de Arabieren van Palestina te kunnen communiceren.
3) Onder het kopje ‘Stichting van de staat Israël’ staat de zin: ‘Joodse milities moordden Arabische dorpen uit‘.
Een vreemde zin net als bij punt 2. Deze zin slaat waarschijnlijk op de slachtpartij in het dorp Deir Yassin op 8 en 9 april 1948 tijdens de zogenaamde burgeroorlog-fase voor het uitroepen van de staat Israël een maand later. Bij de aanval op dit dorp werden inderdaad 120 onschuldige Arabische burgers vermoord, voornamelijk door joodse terroristische militieleden van Lehi en Etsel. Deze zin staat echter in meervoud. Er zijn historici waaronder Illan Pappé die beweren dat er nog drie andere dorpen zijn geweest met gelijkwaardige moordpartijen maar daar is geen sluitend historisch bewijs voor geleverd. Er moet ook in ogenschouw genomen worden dat er een burgeroorlog plaats had met geweld tegen burgers van beide zijden over en weer. Na Deir Yassin werd bijvoorbeeld door Arabische milities een medisch konvooi belaagd waarbij 80 Joodse burgers en medisch personeel werden vermoord. Door te stellen ‘Arabische strijders probeerden de joden te verjagen’ en dat tegenover ‘ Joodse milities moordden Arabische dorpen uit’ te zetten, doet het stuk inderdaad een evenwichtig historisch beeld geweld aan ten nadelen van ‘Israël’.
4) In het stuk over Yasser Arafat staat de volgende zin: ‘Doordat Israël de Palestijnen het leven zuur bleef maken, kreeg Hamas steeds meer aanhang‘
Een vreemde zin net als bij punt 2 en punt 3. Door de uitdrukking ‘het leven zuur maken’ te gebruiken wordt de schijn gewekt dat ‘het leven van Palestijnen zuur maken’ een intentie of doel op zich van de staat Israël is. Hoewel er veel Palestijnen zijn die het ‘leven zuur is gemaakt’ door individuele Israëlische militairen tijdens de bezetting, checkpoints, geweld etc., is al dit leed – wat zeker niet gebagatelliseerd mag worden – een gevolg van de situatie waar Israël als staat voor verantwoordelijk is. Maar om te suggereren dat dit een doel op zich was, is onjuist en daarmee onevenwichtig. Bovendien wordt met deze zin een enkelvoudig oorzakelijk verband gelegd terwijl de groei van de aanhang van Hamas natuurlijk meerdere oorzaken had. Waaronder bijvoorbeeld het corrupte en weinig doelmatige zelfbestuur van de Palestijnse Autoriteit onder leiding van Arafat en zijn opvolger Abbas of de opkomst van het Islamisme in de regio.
5) In het stuk over Ben Goerion staat: ‘In vrede met de Arabieren geloofde Ben Goerion niet‘ om vervolgens verder te gaan met een vaak gebruikt citaat die deze stelling moet onderschrijven.
Ook deze stelling is niet juist. Zoals de meeste leiders van Israël was ook Ben Goerion waar het de relatie met de Arabieren aanging een revisionist. Dat wil zeggen, hij geloofde dat vrede met de Arabieren uiteindelijk wel mogelijk was maar alleen als Israël militair zo sterk zou zijn dat de Arabieren geen andere keuze zouden hebben dan vrede sluiten. Hoewel hij zeker geen vredesduif was, meer een havik, geloofde Ben Goerion wel in vrede maar onder bepaalde voorwaarden.
6) De foto met onderschrift over het 13-jarige Palestijnse jongetje.
Gezien de bovenstaande punten komt de extra vermelding dat het jongetje negen dagen na de foto doodgeschoten werd, inderdaad tendentieus over. Ik ken de foto niet en het verschrikkelijke verhaal – ik ga er vanuit dat het waar is, iets wat je binnen dit conflict eigenlijk nooit klakkeloos kan doen – van het jongetje ook niet. De leerlingen die dit stuk lezen mogen gerust geconfronteerd worden met de wandaden van Israël tijdens de bezetting maar binnen de context van het hele stuk is de toevoeging van de zin over de dood van het jongetje een stap te ver.
Dan zitten er nog twee fouten in de tekst die niet de evenwichtigheid aangaan maar die gewoon niet kloppen:
a) In het kader ‘Kern van de Paragraaf’ staat dat ‘Door de jodenhaat in Oost-Europa ontstond aan het eind van de 19e eeuw het zionisme‘.
Dat is onjuist. Dat moet zijn het antisemitisme in West-Europa.
b) In de paragraaf ‘De zesdaagse oorlog’ staat ‘Israël had zich met Amerikaanse hulp tot de tanden bewapend‘
Dat is onjuist. Amerikaanse hulp ging voornamelijk pas na 1967 van start. Tot de Zesdaagse Oorlog was Frankrijk de grootste wapenleverancier van Israël.
Conclusie
De beschuldiging van onjuistheden en anti-Israëlische passages is terecht. Hoewel de hele tekst geen overduidelijke negatieve teneur ten opzichte van de staat Israël heeft, heeft een zestal passages door feitelijke onjuistheid of onhandige formulering die negatieve teneur wel.
Vreemd genoeg is het grootste struikelblok in de tekst voor de Israëli’s – het feit dat Begin een terrorist wordt genoemd – historisch juist. Het label ‘terrorist’ wordt natuurlijk te pas en te onpas als frame gebruikt – niet in de laatste plaats door de Israëlische regering zelf – maar Menachem Begin was voor de oprichting van de staat Israël volgens alle definities van toen en nu een terrorist, met de nodige onschuldige burgerslachtoffers op zijn geweten. Begin, als ideologische voorganger van de huidige premier Netanyahu, wordt echter al een tweetal decennia door Likud als mythische icoon in het ultranationalistische pantheon bijgezet waarbij herinneringen aan zijn terroristische verleden onwelkom zijn.
Wat duidelijk lijkt is dat de tekst van uitgeverij Noordhoff voor publicatie niet door een historicus gecontroleerd is. Er staan nogal wat historische onjuistheden in deze korte tekst. De tendentieuze en rare zinnen, die zonder feitelijke grondslag een negatief beeld van Israël of ‘de joden’ schetsen, zijn ofwel onhandige formuleringen of bewust door de schrijver er tussen gezet. Ik ben dan ook benieuwd naar de reactie van Noordhoff die dit stuk in de mail hebben ontvangen.
Meer artikelen in deze categorie:
[catlist categorypage=”yes”]