In de 18e eeuw was slavernij een maatschappelijk verschijnsel waarin personen eigendom waren van een ander persoon. Slaven vielen dus onder het eigendomsrecht. Dat slaveneigenaren het recht hadden om tot slaaf gemaakten op een bepaalde manier te behandelen, betekende niet noodzakelijk dat dit ook werd geaccepteerd door de samenleving. Dat is natuurlijk ook logisch, zou je denken… Sommige landen gingen naar huidige maatstaven wel erg ver. Brandmerken in het gezicht werden bijvoorbeeld door de Romeinen wettelijk toegestaan, maar als immoreel ervaren.
In Nederland hebben ze daar op een zeker moment paal en perk aan gesteld. Brandmerken in het gezicht is niet meer toegestaan en ook is het houden van slaven in 1893 wettelijk geregeld en gereguleerd. De Faillissementswet heeft een definitief einde gemaakt aan alle ongereguleerde martelingen en misbruik. Sedertdien is misbruiken, martelen en roven voorbehouden aan een selecte groep zorgvuldig geselecteerden beëdigde deskundigen. Deze zorgvuldig geselecteerde slaveneigenaren, curatoren genaamd, krijgen exclusief slaaf gemaakten toegewezen door een daartoe beëdigde deskundige. Deze deskundige slavenmakers, faillissementsrechter genaamd, zijn verdeeld over de diverse arrondissementen in Nederland en hebben zitting in speciale slavenmakerijen, rechtbanken genaamd. De slavenmaker/faillissementsrechter maakt wekelijks op gezette dagen slaven uit de uit de bevolking aangeleverde aspirant slaven. Deze slavenmaker/faillissementsrechter, beoordeelt binnen 5 minuten of de aspirant slaaf geschikt is om slaaf gemaakt te worden.
De slaveneigenaar/curator kan natuurlijk geen door de maatschappij als immoreel ervaren handelingen verrichten. Daar wordt op toegezien door een ervaren en beëdigde slaveneigenarentoezichthouder, een rechter-commissaris die huist in de slavenmakerij/rechtbank. De slaaf kan vanaf zijn toewijzing nergens meer over beschikken en moet precies doen wat de slaveneigenaar/curator van hem verlangt. Zo moet hij al zijn aardse bezittingen inleveren, niet alleen de huidige maar alles wat de slaaf tot aan zijn dood aan inkomsten kan genereren. Aardse bezittingen die ooit van de slaaf waren, kan de slaveneigenaar/curator met behulp van de slavenmaker/faillissementsrechter – of zelfstandig, de meer ervaren slaveneigenaar/curator gedraagt zich als eigen slavenmaker/faillissementsrechter – bij alles en iedereen ontvreemden/weghalen. Wie zich verzet tegen de diefstal loopt een grote kans ook afgevoerd te worden naar de slavenmakerij/rechtbank in het arrondissement waartoe zijn woonplaats behoort om ook tot slaaf gemaakt te worden.
Ook de staat der Nederlanden spant zich in om te waarborgen dat de slaveneigenaar/curator zijn slaven – melkkoeien – maximaal uit kan nutten.
Nu zijn we wat gewend inmiddels, de Nederlandse Staat is de flauwste niet. Afgelopen week viel het oog op een artikel in het Financiële Dagblad, dat trok eigenlijk toch wel de aandacht. Een kwestie die zelden het geval is. Naar het blijkt heeft er een slaaf de gore moed gehad om zich aan de repressie van zijn slaveneigenaar/curator te ontwurmen. Nu woonde de slaaf niet in Nederland toen hij slaaf gemaakt werd dus enigszins logisch is dat wel. Maar de wijze waarop de Staat der Nederlanden deze slaaf zijn nationaliteit ontneemt en de rechtbank Den Haag dat juist acht is toch wel iets wat je als Nederlander als immoreel zou kunnen (moeten) ervaren.
De slaaf heeft de situatie op een slavenblog helder toegelicht, en gezegd moet worden, dit gaat wel heel erg ver. Om met Youp van het Hek’s woorden te spreken
Maar dit is laag, meedogenloos en gemeen! Hoe we zo’n land vroeger noemden bij ons in de kroeg? Gewoon een kutland!