Leugenkunstenaar Nelle Boer valt in zijn debuutroman de PVV aan

Iris en de Tweeling

Handelaar in leugens
Kunstenaar Nelle Boer is een handelaar in leugens. Hij verzint kunstenaars en kunststromingen die er niet zijn. Hij schiep Conrad Boy (1939-1970) en Christian Brod (1917-2012) en alle leden van de kunststromingen Ultrapopart (1950-1960) en Oves Inobsequentes (sinds 1664). Zijn bekendste alter-ego is de Marokkaans-Nederlandse politicoloog Nizar Mourabit (1982-2014), die columns schreef voor Het Parool, Trouw en de Volkskrant en in oktober 2014 uit de kast kwam als zijnde een verzinsel.

Begin 2016 verscheen Nelle Boers debuut Iris en de tweeling (hier te bestellen), een novelle van 98 bladzijden. Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt het verhaal van Daan, de eerste tweelingbroer, verteld en heeft de tweede, Anton, de geboorte niet overleefd. In het tweede deel is het precies andersom. Daarin wordt het leven van Anton beschreven en is Daan degene die doodgeboren is. De broers zijn elkaars tegenpolen. Daan is zwak en ongevaarlijk, Anton is sterk en een racist. Beide broers hebben een relatie met dezelfde vrouw, Iris, wiens leven in het derde deel beschreven wordt.

Aanval op de PVV
Iris en de tweeling ademt de sfeer van de dood. Het is een heel naargeestig boek, cynisch tot op het bot en met vreugdeloze seks waar Arnon Grunberg nog een puntje aan kan zuigen. Het boek is echter vooral een aanval op de PVV en vreemdelingenhaat. Anton, de tweede hoofdpersoon uit het boek, is als de dood voor asielzoekers, volgens hem wandelende ‘testosteronbommen’. Hij sluit zich daarom met vrienden aan bij een fascistoïde beweging, een soort kruising tussen Identitair Verzet en de NSB, en sticht als lone wolf brand in een asielzoekerscentrum waarbij een pasgeboren baby omkomt.

De naam Anton verwijst uiteraard naar Anton Mussert, hoewel de NSB-leider niet bij name genoemd wordt. Ook de PVV en Geert Wilders komen niet expliciet in de novelle voor, maar het is overduidelijk dat met de nieuwe populistische leider Wilders wordt bedoeld.

Het is de literaire verwerking van de thematiek waar Boer zich als kunstenaar al eerder mee bezig heeft gehouden. De door hem verzonnen kunststroming Oves Inobsequentes (Dwarse Schapen) is ook een soort van grimmige parodie op de NSB en de PVV.

Een naargeestig boek
De fascistische Anton is zonder twijfel de naarste persoon van het boek. De lusteloze Daan en de suïcidale Iris zijn echter weinig sympathieker, om maar te zwijgen over haar perverse vader die naar Iris kijkt zoals Humbert naar Lolita. Niettemin is al die naarheid soms best heel geestig. Iris en de tweeling is naargeestig in de ware betekenis van het woord, vol cynische humor en sarcastische smerigheden. Als de moeder van Iris eindelijk weer de echtelijke liefde bedrijft met Iris’ vader, die zijn pedofilie nauwelijks kan verbergen, en zich in haar kont laat nemen, noemt Boer dit een ‘injectie van nostalgie’. Hoe ranzig. Maar hoe raak ook.

Wellicht is Iris en de tweeling de eerste Nederlandse roman waarin de vluchtelingenproblematiek literair wordt verbeeld. Dat maakt het boek interessant voor journalisten, politici en andere mensen een mening. Maar Iris en de tweeling is echter vooral een boek over de nare zelfkant van het leven, hoe smerig en hoe kut de mens eigenlijk wel niet is. De humor biedt een beetje troost, maar verre van voldoende. Het alsof Marie Antoinette een doekje voor het bloeden krijgt nadat Madame Guillotine haar werk heeft gedaan.

Iris en de Tweeling

***

Uit het boek
Anton heeft een atletische bouw. Hij hoeft niet veel te sporten om er goed uit te zien. Als hij na het douchen zichzelf ontdekt in de spiegel spant hij dan ook geen spieren aan zodat zijn lichaam nog ergens op lijkt. Dan staat Anton geheel ontspannen ja te knikken tegen zichzelf. Hij heeft weleens een relatie en soms ook niet, daar staat Anton niet veel bij stil. Zo zal het hem niet overkomen dat hij langzaam wegkwijnt om het gemis van een ex-vriendin, voorovergebogen op een stoel bij het raam. Anton besteedt zijn gedachten alleen maar nuttig en angst voor wat misschien komen gaat heeft hij niet. Hij is ervan overtuigd dat als een uitdaging zich zou aandienen, hij over genoeg kracht beschikt om daar adequaat op te reageren.

Als kind dacht Anton al zo. Geen boom was te hoog om in te klimmen, geen sloot te breed om over te zwemmen en geen hut te groot om te bouwen. Het vuur dat in kleine jongens woedt, dat brandde hevig in Anton. Hij kende geen zorgen en zag vooral kansen in plaats van problemen. Anton was toen nog nergens bang voor en haatte nog niemand.

Maar dat was vroeger, toen er nog niet zoveel buitenlanders waren. Tegenwoordig is de straat waar Anton woont nog maar voor de helft bewoond door blanken. Vooral begin jaren tachtig, tijdens de gezinshereniging, kwamen er geleidelijk aan steeds meer gekleurde families wonen. Vrouw en kinderen van mannen die slechts tijdelijk in Nederland zouden werken vestigden zich er voorgoed. Daar begon de ellende, vindt Anton.

door Walter de Löss


Meer artikelen in deze categorie:
[catlist categorypage=”yes”]


Auteur: Verbraak

Auteuriteit. Twittert onder de naam @Verbraak

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *